Jaap van Peperstraten

Op 23 februari heeft de JURI-commissie van het Europees parlement een motie aangenomen waarin de voorzitter van dat parlement wordt opgeroepen om een juridische procedure te starten over de onlangs verleende autorisatie aan CTAC Sub. Dit op grond van “schending van REACH-wetgeving”. Dit resulteert in onzekerheid over het toegestane gebruik, maar bij ION ook in vastberadenheid om deze problematiek grondig aan te pakken. Een belangrijke rol is hierbij weggelegd voor samenwerking met Duitse partners met het oog op kennisontwikkeling en strategiebepaling. Deze samenwerking wordt gecoördineerd door stichting Innovat.ION en is reeds vorig jaar gestart, aanvankelijk vooral bedoeld voor het te verrichten werk met oog op de herautorisatie in 2024.

Het Europees parlement zegt dat de autorisatie van chroomtrioxide niet in overeenstemming zou zijn met de REACHrichtlijn. Het betekent dat het grondig uitgevoerde onderzoek naar alternatieven in de periode 2012-2015 door de Duitse consultant Chromgrün in opdracht van BAuA (Federal Bureau for Occupational Safety and Health - het Duitse RIVM), en van commentaar voorzien door de ZVO (Zentralverband Oberflächetechnik), naar de prullenbak wordt verwezen. Uit dit onderzoek bleek dat -op enkele gespecificeerde gebruiken na- er de komende tientallen jaren geen generiek alternatief beschikbaar is voor chroomtrioxide. Mede op basis van dit onderzoek is de eerste autorisatieperiode op 21 september 2017 gestart (formele toekenning pas op 18 december 2020) voor de duur van zeven jaar. Dit betekent dat het noodzakelijke werk voor de herautorisatie in 2024 nu extra onder druk komt. Mocht de rechter ooit een uitspraak doen ten nadele van de CTAC Sub-autorisatie, dan valt de bodem onder de huidige autorisatie weg. Het is nog niet zover, maar uiteraard leidt deze onzekerheid onder meer tot het uitstellen van investeringen in de industrie. Hoog tijd dus om inzicht te geven in wat er de komende jaren moet worden gedaan en hoe dat zal worden aangepakt.

We spreken hierover met Udo Sievers van het Duitse onderzoek- en ontwikkelingsbureau Eiffo, Uwe König van het Duitse Vecco, met Egbert Stremmelaar, directeur van ION en met Arjan de Bruin, manager innovatie van Stichting Innovat.ION. Laatstgenoemde wijst erop dat er al in maart 2020 gesprekken zijn gestart met Eiffo en Vecco om een gezamenlijk innovatieplatform te starten voor MKB-bedrijven in de oppervlaktebehandelende industrie. “Deze samenwerking is onlangs contractueel vastgelegd en betekent voor ION een efficiënte manier om kennis te genereren voor de herautorisatie van chroomtrioxide. Door de huidige autorisatieproblematiek en de dreiging van een juridische procedure is dit platform extra waardevol. Kern van het probleem is dat wanneer je beweert een alternatief te hebben voor chroomtrioxide je zo goed als niets hoeft te bewijzen, maar wanneer je aangeeft dat er geen alternatieven zijn je geen bewijzen genoeg daarvoor kunt aandragen. Daar komt bij dat de EU-instellingen niet met één mond praten, terwijl dat in zekere zin ook geldt voor de industrie als geheel. Er moet nu niet alleen veel werk worden verzet, maar ook op meerdere borden tegelijk worden geschaakt.”

Arjan de Bruin
Arjan de Bruin

SAMENWERKING
Egbert Stremmelaar: “We dachten dat we ons gewoon konden richten op het werk voor de herautorisatie in 2024, maar nu zijn we door het besluit van de JURI-commissie in de rug niet langer gedekt. Het kan bij wijze van spreken volgende week afgelopen zijn met de huidige manier van werken omtrent het aanvankelijk geautoriseerde gebruik van chroomtrioxide. Niet alleen de oppervlaktebehandelende industrie in Europa wordt hierdoor benadeeld, maar ook de gehele maakindustrie die van de oppervlaktebehandelende industrie afhankelijk is. Elk product dat de maakindustrie voortbrengt, zal immers van een oppervlaktebehandeling moeten worden voorzien en chroomtrioxide is voor een specifieke groep producten onvervangbaar. Daarnaast gaat het om een zeer complexe materie waarbij ook de details zeer belangrijk zijn en is die technische en organisatorische complexiteit moeilijk inzichtelijk te maken voor de politici van het Europees parlement.”

Egbert Stremmelaar
Egbert Stremmelaar

Wat er nu precies moet gebeuren is volgens Udo Sievers van Eiffo eigenlijk niet zo moeilijk samen te vatten. “De blik is gericht op het voldoen aan de vereisten voor autorisatie in de toekomst. Europa wil dat chroomtrioxide overal vervangen wordt, maar uit het onderzoek uit 2015 blijkt heel duidelijk dat er geen alternatieven zijn voor de meeste toepassingen. Dit betekent dat er opnieuw gestart moet worden met onderzoek en ontwikkeling om technisch haalbare en economisch verantwoorde alternatieven te ontwikkelen. Je kunt niet van de bedrijven, waarvan de meeste uit het mkb komen, verwachten dat ze die onderzoeken zelf kunnen doen. Ook speelt mee dat de toeleveringsketens internationaal georiënteerd en met elkaar verbonden zijn. Daarom is een langdurige samenwerking tussen Duits-Nederlandse industriële sectoren, gericht op innovatie en het bereiken van doelen, van groot belang. Wij praten rechtstreeks met ECHA over (mogelijke en onmogelijke) substitutie. Hierbij is een belangrijk thema dat we “regrettable substitutes”, zeg maar vervanging waar je later spijt van krijgt, willen voorkomen.”

Udo Sievers
Udo Sievers

FOCUSPUNTEN AANPAKKEN
De eerstkomende tijd gaat een aantal focuspunten in het samenwerkingsverband worden opgepakt. Ten eerste zal er een R&D-stappenplan worden opgesteld dat moet leiden tot vaststelling van de specifieke gebruiken voor eindproducten die allemaal verschillende vereisten hebben voor wat betreft autorisatie. Daarnaast zal in kaart worden gebracht welke bedrijven hiertoe concreet willen samenwerken. Voor de gezamenlijke ontwikkeling van oplossingen zullen ook diverse partijen uit de toeleveringsketen worden betrokken, maar zeker ook de klanten. De vierde belangrijke actie is het opzetten van een expertgroep voor de beoordeling van oplossingen en van de gekozen benadering, werkwijze en het geven van advies. Voor de bekostiging van de R&D projecten wordt een bijdrage verwacht van de nationale overheden en van enkele EU-programma’s gericht op innovatie- en technologie-ontwikkeling. Maar ook de deelnemende partijen zullen financieel moeten bijdragen, dat kan door geld en/of door uren/activiteiten. Alles bij elkaar zal de uitvoering van de genoemde acties tussen de twee tot vier jaar duren. Partijen die belang hebben bij een (indirecte) autorisatie van chroomtrioxide worden nadrukkelijk uitgenodigd zich te melden en actief mee te doen. Passiviteit van de industrie zal later uitgelegd kunnen worden als “men vindt het niet belangrijk” en “het is niet relevant”. Dus als de industrie wat vindt, wil of moet, dan is het zaak om nu te acteren.

Uwe König: “Het is niet noodzakelijk over vier jaar de definitieve substitutie te hebben. Wel is het dan noodzakelijk om een substitutieplan uit te voeren dat bestaat uit heldere stappen die leiden tot het realiseren van alternatieven die de substitutie mogelijk maken. Of als substitutie niet mogelijk is, te onderbouwen waarom niet. Zo is bepaald door het Europese Hof van Justitie. Allereerst moet er dus gewerkt worden aan het vinden van geschikte alternatieven. Die moeten niet alleen technisch haalbaar zijn voor de bedrijven, maar ook economisch verantwoord. De EU kan niet volstaan met wijzen naar een beschikbaar alternatief. De economische mogelijkheden moeten vroeg geïdentificeerd worden, zodat de bedrijven hun strategie kunnen bepalen. Door de onzekerheid op het gebied van chroomplating ontwikkelt de automobielindustrie voor de eerstkomende tien jaar geen nieuwe producten waarbij chroom wordt toegepast. Een uitdaging is een technologie te ontwikkelen, zodat de platingbedrijven
kunnen doorgaan.”

Uwe König
Uwe König

ALTERNATIEVEN
Egbert Stremmelaar: “In Brussel hebben we ons devies heel duidelijk gemaakt: vervangen als het kan en autoriseren als het moet en veilig kan. Voor veel applicaties is vervanging niet mogelijk, dus is autorisatie nodig. Daarom moeten we twee dingen doen: we laten zien dat wij ons zeer inspannen om substitutie te vinden en als die niet gevonden kan worden, wij de applicatie uitvoeren op een veilige en betrouwbare manier. Op dit punt hebben we echter wel last van ruis in de markt. Soms zeggen toeleveranciers dat ze een geschikt alternatief hebben, maar dan blijkt dit vooral ingegeven te zijn door commerciële belangen. Wij hebben dus meer vertrouwen in uitspraken van wetenschappers. Daarnaast spreekt ook de industrie als geheel niet altijd met één mond. Soms hoor je uit de industrie dat er een alternatief is, terwijl andere industriële organisaties zeggen dat er geen alternatieven zijn. Hierdoor kunnen EU-politici luisteren naar wat ze willen horen.”

Chroom-6

FUNCTIONALITEITEN
Udo Sievers: “We moeten niet kijken naar de productieprocessen, maar naar de producten. Probleem is dat er wel een miljoen producten zijn. Het is niet te doen om ieder product te definiëren gelet op de vereisten voor REACH. Daarom is het noodzakelijk om die te groeperen op bijvoorbeeld vergelijkbare functionaliteiten. Dat is wel realistisch, maar nog niet zo eenvoudig. Een functionaliteit is bijvoorbeeld corrosieweerstand. Maar groepering op basis van functionaliteiten maakt het ook wel een beetje complex voor de politici die in de regel niet zoveel tijd hebben om zich te verdiepen in de details. Maar om dit onderwerp werkelijk goed te begrijpen, moet je ook kennis hebben van de details en die doorzien.”

Uwe König: “De beschikbare oppervlaktetechnieken moeten in kaart worden gebracht, evenals de voor- en nadelen en hun functionaliteiten vergelijken met de vereisten vanuit REACH. Sommige functies zijn nice to have, andere erg noodzakelijk. Het zal een uitdaging zijn om de functionaliteiten op een rij te zetten en van daaruit projecten te definiëren die moeten leiden tot praktisch toepasbare en economisch verantwoorde alternatieven. De hulp van de klanten is hierbij wel belangrijk: die moeten aangeven wat ze echt nodig hebben. Dan moet je niet verbaasd zijn als sommige klanten dat maar moeilijk kunnen. Toch moet je met hen goed blijven communiceren.”

Onderzoek