Jaap van Peperstraten

Wie conserveert, brengt ook vaak kleur aan. Als meerdere applicateurs producten leveren voor één en hetzelfde eindproduct, worden er bij de eindklant regelmatig kleurverschillen zichtbaar, terwijl iedereen aangeeft de afgesproken kleur te hebben aangebracht. Dan krijg je vaak moeilijke discussies. Wie heeft er gelijk en wie bepaalt dat? Kun je dit op een slimme manier voorkomen? Volgens BYK-Gardner kun je dit zeker voorkomen; alleen moeten alle betrokken als het ware de kleurmeters digitaal gelijkzetten.

BYK-Gardner is een wereldwijde producent van allerlei (meet)instrumenten voor de maakindustrie. Behalve allerlei apparaten voor diverse fysische testen, zoals laagdiktetesten en hechtingtesten, maakt het bedrijf ook diverse meetinstrumenten voor kleur en glans. Ieder kent het gevleugelde begrip: meten is weten. Maar zodra meerdere partijen betrokken zijn bij kleur en glans, ontstaat er regelmatig discussie als gevolg van “dezelfde” meetresultaten die toch kleurverschillen opleveren die buiten de visueel zichtbare tolerantie vallen. Het is dan heel moeilijk te bepalen wie (on)gelijk heeft, omdat de verschillende meetresultaten ieder voor zich geen grote afwijking vertonen van de afgesproken kleur. Voor een werkbare oplossing moet er volgens BYK-Gardner een niveau hoger gedacht worden dan dat van de individuele kleurmeting. Dat betekent dat alle betrokkenen één referentie afspreken die zij allemaal hanteren om kleurverschillen te voorkomen. Daartoe lanceert BYK de
digitale standaard.

Joost Bakker, die onder meer voor de Benelux de salesmanager is bij BYK Gardner, licht de ontwikkeling daarvan toe. “Bedrijven die betrokken zijn bij het aanbrengen van kleur op een product vragen bijvoorbeeld RAL-paneeltjes aan, maar die verschillen onderling van elkaar. Daar begint de discussie al, maar als je daarbij optelt dat de verschillende kleurmeetapparaten niet allemaal gelijk zijn in de absolute waarden die ze aangeven, dan wordt het lastig om binnen de afgesproken toleranties te blijven. Wij stellen voor om één standaard als referentie af te spreken zodat iedereen met een kleurmeter die referentie als standaard gebruikt en daarop aanklikt. Het maakt daarbij niet uit welk merk kleurmeter je hebt. Door te werken met een dE (berekening voor het bepalen van het totale kleurverschil) meet iedereen met de afwijking die het instrument ook al bij het meten van de standaard had en komt iedereen uit bij diezelfde standaard waardoor uiteindelijk iedereen toch over hetzelfde praat.”

Joost Bakker
Joost Bakker

CENTRAAL REGELEN
Wat hierbij zeer helpt, is dat die standaard op een centrale plek wordt bewaard en dat alle partijen bij elkaar komen en dat alle kleurmeters die standaard als ijkpunt vastleggen. Daarmee heb je dus een geijkt netwerk. Als iedereen in het netwerk een BYK-instrument zou gebruiken, dan is het bij elkaar komen niet eens nodig. Dan wordt er gewoon een mailtje met een Xml-file verstuurd met daarin de standaard en de toleranties die zijn toegestaan. De software wordt in het toestel geladen. In het algemeen is een RAL-standaard maar een paar jaar geldig. Elke keer moet dat ijkcircus opnieuw gebeuren. Het idee van BYK is dat bijvoorbeeld Qualicoat hierin een rol kan spelen om deze RAL-kleuren aan te schaffen en beschikbaar te stellen aan de labelhouders. Elke labelhouder kan voor zich een set aanschaffen om een visuele beoordeling te doen, maar meettechnisch wordt uitgegaan van de set van Qualicoat. Deze is dus voor iedereen gelijk. Dit vraagt om een andere benadering van alle betrokkenen voordat men aan het kleurmeten begint.

Joost Bakker: “Het probleem is dat de huidige standaarden van elkaar verschillen en dat ieder met een kleurmeting op zich gelijk heeft. En dit verergert de discussie vaak alleen maar. De poedercoaters bijvoorbeeld hebben allemaal hun eigen RAL-standaarden, maar die standaarden verschillen van elkaar, ook al zijn het kleine verschillen. De vereniging van poedercoaters zou kunnen beginnen door te zeggen: wij als Qualicoat Nederland kopen één set van die standaarden en die leggen wij in Nieuwegein neer. Vervolgens gaat ieder met een kleurmeter een keer naar Nieuwegein en laadt daar de kleur in met zijn of haar toestel. Het maakt niet uit welk toestel dat is. De onderlinge verschillen zijn absolute kleurverschillen en de berekening van het totale kleurverschil, uitgedrukt in dE (spreek uit: Delta E), spreek je onderling af en kan op elk toestel
ingesteld worden. Als je vanuit het Qualicoat-netwerk redeneert, kun je besluiten het inmeten met een BYK-instrument te doen. Leden die ook een BYK-instrument hebben, hoeven dan niet meer naar Nieuwegein te komen, omdat je dan gewoon een e-mail kunt sturen met een bestandje
wat je in je toestel laadt.”

Plaatjes met bijna dezelfde kleur
Plaatjes met bijna dezelfde kleur

DIGITALE STANDAARD
Hij wijst erop dat het idee van een digitale standaard voor oppervlaktebehandelaars misschien wel nieuw is, maar dat deze manier van denken al aardig is ingeburgerd in de automobielindustrie. “Bij het ontwikkelen van toestellen voor de automobielindustrie hebben we ongeveer tien jaar geleden het idee van een digitale standaard succesvol kunnen inbrengen en daarmee is echt een grote slag gemaakt. Het probleem was dat een autofabrikant met een nieuwe kleur kwam die met behulp van fysieke “werkbare standaarden” naar alle leveranciers van onderdelen werd gestuurd. Maar die leveranciers hadden allemaal hun eigen kleurmeter met als gevolg dat wanneer alle onderdelen bij de assemblage bij elkaar kwamen, er regelmatig kleurverschillen te zien waren. Dan moest de productie worden stilgelegd. De oplossing die nu de standaard is in deze tak van sport, is dat het hoofdkantoor van de autofabrikant de digitale standaard van de nieuwe kleur naar alle andere toestellen stuurt bij de leveranciers, die dan meteen kunnen nagaan of de kleur die zij maken binnen de tolerantie valt. Deze benadering is nu ook beschikbaar voor de maakindustrie. Ik denk dat dat een haalbare kaart is, zodat veel discussies over verschillen in kleur en glans achterwege zullen blijven.”

Volgens hem zullen discussies met deze nieuwe benadering niet helemaal tot het verleden gaan behoren, maar zullen die wel objectiever en rationeler worden. Wanneer alle betrokkenen vanuit één referentie werken, nemen de discussies al af doordat je verschillen met de standaard kunt uitsluiten. Voor de industrie in het algemeen kan dit veel uitmaken. Nu kun je bijvoorbeeld als poedercoater maar liefst zes verschillende leveranciers hebben die allemaal “dezelfde kleur” leveren die toch allemaal anders zijn. Dit zou vermeden kunnen worden door de kleuren centraal vast te leggen waar iedereen toegang toe heeft. Deze benadering kan ook voor anodiseurs mogelijk gemaakt worden. Wat is nu een geschikte methode om dit idee in praktijk te krijgen?

Kleur management foto dreamstime

PRAKTISCHE TOEPASSING
Joost Bakker: “Dat kan op verschillende manieren. Je zou het bijvoorbeeld in de keten kunnen afspreken, zodat poederleverancier, de poedercoater en de eindklant de standaarden voor de kleurmeting afspreken en dat die worden ingemeten. Maar je kunt ook vanuit Qualicoat redeneren en afspreken dat het landelijke Qualicoat-orgaan de standaard set aanschaft waarna iedereen binnen Qualicoat met een kleurmeter naar die centrale plek komt om die standaarden in te meten met het eigen toestel. Voor partijen met een BYK-meter kun je volstaan met het versturen van de digitale versie. Als dit idee zou worden overgenomen, ben je al op de goede weg. Als je dan gaat kleurmeten, kunnen er nog wel discussies ontstaan, maar die worden objectiever en meer to the point. Bij discussie over toleranties kun je teruggrijpen op bijvoorbeeld de Delta E94. Deze index past automatisch de grootte van de tolerantie aan op basis van de visuele tolerantie van elke kleur. Dat betekent dat iedere gebruiker geen hoogstaande kennis hoef te hebben over wat nou de tolerantie is per kleur, want dat is allemaal al door middel van visuele studies gedefinieerd.”

De internationale index Delta E94 is een instelling die in elke spectrofotometer geselecteerd kan worden. Door die index te activeren, worden al veel discussies over de visuele tolerantie voorkomen. Een objectieve overkoepelende referentie zou een grote stap in de goede richting zijn. Zo’n referentie zou per keten afgesproken kunnen worden, maar dan heb je dus meerdere referenties naast elkaar wat zeker vanuit de eindklant gezien lastig kan zijn. “Dat probleem voorkom je als een brancheorganisatie het voortouw neemt om allemaal uit te gaan van dezelfde standaard en daarover afspraken maakt met leden en niet-leden. Als we uitgaan van de standaard die in Nieuwegein ligt, dan wordt de kans dat het mis gaat heel klein.”

Meer informatie:
www.byk-instruments.com
www.nederlandskleurinstituut.nl