Brancheorganisaties pleiten al jaren voor een risico gestuurde aanpak in plaats van een gevaren gestuurde aanpak bij het gebruik van SVHC-stoffen (in de volksmond "gevaarlijke stoffen"). De gevarenaanpak is nu nog standaard, en ook de EU-chemicaliënstrategie van oktober 2021 spreekt over een gifvrije samenleving om vergiftiging te voorkomen in plaats van over het beperken van het risico op vergiftiging. Uiteraard willen de brancheorganisaties constructief bijdragen aan het verminderen van (gezondheids)risico's door blootstelling in de bedrijven. Dit gebeurt onder andere door blootstellingsniveaus zo laag mogelijk te maken en te houden door het ontwikkelen van veilige werkwijzen. Dat maximale blootstellingswaarden wetenschappelijk onderbouwd moeten zijn en los moeten worden gezien van emotie is duidelijk. Ook Vereniging ION heeft hiertoe initiatieven ontplooid.

Daarnaast willen de brancheorganisaties dat Nederland zich conformeert aan EU-besluiten, en geen Nederlandse koppen op EU-besluiten zet. Dat is noodzakelijk om het gelijke speelveld in Europa te garanderen. Hierbij willen de brancheorganisaties de overheid uiteraard graag informeren en ondersteunen bij het maken van proportionele, begrijpelijke en uitvoerbare wetgeving. Wetgeving die bedoeld moet zijn om innovatie te stimuleren, maar het ook mogelijk moet maken om werkzaamheden (veilig) uit te voeren.

Overigens is innovatie niet hetzelfde als substitutie. Om de maakindustrie te faciliteren met een "state of the art" oppervlaktebehandelende branche, waarbij de blootstelling aan SVHC-stoffen zo laag als mogelijk is, wordt zoveel mogelijk gewerkt volgens het STOP-principe.

  • Substitutie
  • Technische maatregelen
  • Organisatorische maatregelen
  • Persoonlijke beschermingsmiddelen

Vereniging ION ziet vooral kansen in de technische maatregelen, omdat veel stoffen (nog) niet zijn te vervangen. En in de oppervlaktebehandelende bedrijven worden veel SVHC-stoffen gebruikt als productiestof. Door deze stoffen te verwerken in gesloten gebouwen, met goede installaties en door goed opgeleide medewerkers, kan blootstelling van medewerkers aan SVHC-stoffen geminimaliseerd worden. Zie hiervoor ook: https://www.youtube.com/watch?v=AeJAGiCSlRU&t=46s

Het rapport van de SER wordt dus ook door Vereniging ION van harte omarmd als startnotitie in de discussie. Het rapport is als bijlage aan deze pagina gekoppeld (zie rechts). Het persbericht is hieronder overgenomen.

De Subcommissie GSW pleit voor het harmoniseren van het vaststellen van grenswaarden op de werkplek van kankerverwekkende stoffen. Door de diverse benaderingen in EU landen ontstaan onwenselijke verschillen in de hoogte van de grenswaarden. En daarmee ook verschillen in gezondheidsrisico’s die werkenden kunnen lopen. Hierdoor komt een gelijk speelveld en gelijke behandeling van EU werknemers in gevaar.

De kern van de discussie ligt bij de acceptatie van een zeer beperkt risico op kanker door blootstelling aan deze stoffen gedurende een werkzaam leven van 40 jaar en een dagelijkse blootstelling van 8 uur. Welk risico wordt geaccepteerd verschilt per EU land. In de genoemde notitie zet de SER de risico-gebaseerde benadering uiteen met voor- en nadelen. In een bijlage worden de benaderingen van enkele landen vergeleken.

Het vaststellen van grenswaarden voor kankerverwekkende stoffen zonder drempelwaarde is een nauwkeurig proces, dat (nog) niet is geharmoniseerd in de EU. In Nederland en een aantal andere landen gebeurt dit op basis van een beoordeling van de feitelijke risico’s die werknemers in de betreffende sectoren lopen bij blootstelling.
• De Gezondheidsraad maakt een wetenschappelijke beoordeling, en;
• Binnen SER-GSW wordt met de sociale partners een haalbare grenswaarde afgeleid.