Jaap van Peperstraten

Op de themabijeenkomst ‘Afval in de oppervlaktebehandelende industrie’ op 16 september gaf Klaas de Jong van KWA Bedrijfsadviseurs een presentatie over ontwikkelingen omtrent de nieuwe Omgevingswet en over het beleid rondom zeer zorgwekkende stoffen (ZZS). Deze onderwerpen spelen al geruime tijd binnen de branche. Ook stond hij stil bij het onderwerp PFAS. Gelet op het belang van deze onderwerpen voor de branche geeft Klaas de Jong desgevraagd een toelichting aan vakblad OT.

De nieuwe Omgevingswet zal in januari 2022 in werking treden en is van betekenis voor praktisch alle bedrijven in Nederland. De Omgevingswet staat voor een goed evenwicht tussen het benutten en beschermen van de leefomgeving. Doel van die wet is om de huidige wetgeving en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur, water en gezondheid te bundelen in één wet, zodat de regels voor ruimtelijke ontwikkelingen worden vereenvoudigd. Voor bedrijven betekent het onder meer dat ze niet meer worden gezien als ‘inrichting’, maar dat vooral zal worden gekeken naar de milieubelastende activiteit(en) van het bedrijf. Dit betekent dat veel meer activiteiten onder de Algemene Regels zullen vallen en niet meer altijd vergunningsplichtig zijn of andersom. “Uitgangspunt van de Omgevingswet is dat alles zoveel mogelijk decentraal wordt geregeld”, zegt Klaas de Jong. “In veel gevallen zal de gemeente het bevoegd gezag zijn voor bedrijven. Gemeenten krijgen ook meer ruimte voor een flexibele en samenhangende beleidsontwikkeling voor bijvoorbeeld recreatie, woningen en bedrijvigheid. Gemeenten krijgen tot 2030 de tijd om hun bestemmingsplannen om te schrijven naar een omgevingsplan voor de hele gemeente. Bedrijven doen er goed aan het proces van het opstellen van het omgevingsplan (samenvoeging van de bestemmingsplannen) van hun gemeente nauwlettend te volgen om na te gaan of de huidige milieuruimte beschikbaar blijft en zo niet, ervoor te zorgen dat ze inspraak krijgen.”

In eerste instantie zal er voor de meeste bedrijven qua bedrijfsvoering niet veel veranderen door de Omgevingswet. Behalve dat in het omgevingsplan via de bruidsschat (de  regels van het Rijk die naar de gemeenten en de waterschappen gaan) nu ook milieuregels worden opgenomen. Bij een herziening van een vergunning of een nieuwe vergunningaanvraag wordt men geconfronteerd met andere spelregels. Bij bijvoorbeeld afvalwaterlozingen zal er dan niet alleen worden gekeken naar het concentratieniveau van stoffen in de lozing, maar ook naar de hoeveelheid afvalwater. Een soort vrachtbenadering dus. Bedrijven worden door deze bepalingen gedwongen om breder en beter te kijken naar hun waterhuishouding.

ZZS ABM Toets

STRENGER OF MINDER STRENG
Bedrijven doen er goed aan na te gaan of hun voorschriften op orde zijn voor het in werking treden van de Omgevingswet en afgestemd zijn met hun bedrijfsactiviteiten. Klaas de Jong: “Maak vanuit het Besluit Activiteiten Leefomgeving (BAL) inzichtelijk welke mba’s (milieubelastende activiteiten) van toepassing zijn en stel vast of deze vergunningplichtig zijn of onder de algemene regels gaan vallen. Ga ook na of de algemene regels strenger of minder streng zijn en vraag maatwerk aan indien gewenst. Het BAL is een richtingaanwijzer die aangeeft welke vervolgartikelen van toepassing zijn voor de milieubelastende activiteiten. Namens het bevoegd gezag (vooral gemeente) fungeert in de meeste gevallen een Omgevingsdienst. Dat is een regionale uitvoeringsdienst waarin gemeenten en provincies in een regio de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving hebben ondergebracht.”

Welke stappen moeten bedrijven nemen als het gaat om een lozing? “Bedrijven moeten eerst nagaan of en welke algemene regels er voor hen gelden voor het lozen van afvalwater. Ze moeten dan vaststellen wie op dat punt het bevoegd gezag is en aan kunnen geven welke stoffen in het afvalwater zitten.”

ZEER ZORGWEKKENDE STOFFEN
Hij vervolgt: “Bedrijven moeten de waterbezwaarlijkheid toetsen van stoffen die in het proces worden gebruikt en mogelijk in het afvalwater komen. Het gaat hierbij om een ABM-toets: de Algemene Beoordelingsmethodiek waarin de waterbezwaarlijkheid wordt getoetst en welke saneringsinspanningen moeten worden verricht om de stoffen uit het proces te weren. Dit betekent dat er wordt gekeken hoe vervuilend de stof is als deze in het milieu terecht komt. Hierin zijn verschillende gradaties. Het kunnen stoffen zijn die van nature al in het milieu aanwezig zijn en niet milieubelastend zijn tot en met zeer milieubelastende stoffen. Deze laatste stoffen zijn de zeer zorgwekkende stoffen (ZZS). Deze stoffen moeten uit het milieu worden geweerd. Als deze stoffen worden gebruikt, moet de gebruiker op zoek naar een alternatief. Bedrijven moeten elke vijf jaar aan het bevoegd gezag rapporteren wat zij gedaan hebben om ZZS uit het productieproces te halen. De ABM-toets is ook verplicht als een bedrijf nieuwe stoffen gaat toepassen.”

Als de betreffende ZZS niet vervangen kunnen worden, dan moet het gebruik worden geminimaliseerd en vervolgens zoveel als mogelijk met behandelingstechnieken uit het afvalwater worden gehaald. Hiervoor dienen technieken te worden gebruikt die worden beschouwd als Best Beschikbare Technieken. Zowel bij afvalwater als bij luchtbehandeling geldt volgens Klaas de Jong dat een bronaanpak als het meest efficiënt wordt gezien. Voor de afvoer en zuivering van lucht kun je je het best richten op die punten waar hoge concentraties vrijkomen in plaats van een hele ruimte afzuigen met lage concentraties. Welke techniek het meest efficiënt is, moet ter plekke worden bepaald. Een slimme combinatie van technieken kan de efficiëntie verder verhogen. Indien er alsnog stoffen in het afvalwater kunnen komen, de zogenaamde restlozing na behandeling, moet een immissietoets worden uitgevoerd. Via deze toets ga je kijken wat de invloed is van de lozing op het ontvangende oppervlaktewater. Als de invloed binnen de kwaliteitsdoelstellingen van het ontvangende oppervlaktewater valt, zijn er minder bezwaren tegen de restlozing. Indien de kwaliteitsdoelstellingen
worden overschreden, is overleg met de waterbeheerder en/of zijn aanvullende maatregelen noodzakelijk. Daarnaast staat vaak in de vergunning hoe met stoffen moet worden omgegaan die in het milieu terecht kunnen komen.

Industriële reinigingsinstallatie
Industriële reinigingsinstallatie

PFAS
Vorig jaar werd Nederland opgeschrikt door nieuws over PFAS. Daarmee wordt een groep van ongeveer 6.000 stoffen bedoeld die bepaalde eigenschappen hebben:

  • Ze breken niet of nauwelijks af in het milieu (ze zijn persistent)
  • Ze kunnen schadelijke effecten hebben op mensen en het milieu (ze zijn toxisch)
  • Ze kunnen zich gemakkelijk en snel verspreiden in het milieu (ze zijn mobiel) en/of
  • Ze hopen zich op in het menselijk lichaam, in dieren en planten (ze zijn bioaccumulerend).

Niemand kan precies zeggen hoeveel stoffen nu onder PFAS vallen en ook niet precies om welke stoffen het gaat. Momenteel is er nog veel onduidelijkheid voor bedrijven die met een PFAS-stof werken en is er ook nog geen duidelijke wetgeving. Alleen voor de samenstelling en verplaatsing van de bodem is er een bepaalde duidelijkheid gecreëerd. Maar ongetwijfeld wordt er wel gewerkt aan wet- en regelgeving. Voor zover bekend, wordt er binnen onze branche maar één stof toegepast die onder de PFAS-groep valt: het dampspanningsverlagingsmiddel 6:2 FTS voor galvanobaden. Hoewel dit niet als zeer zorgwekkende stof wordt gecategoriseerd, zal het mogelijk in de toekomst wel meer aandacht gaan krijgen. Vanwege de specifieke eigenschappen van de stof is deze stof zeer lastig te zuiveren. Diverse bedrijven zijn momenteel bezig om efficiëntere zuiveringstechnieken te ontwikkelen.

Meer informatie:
www.infomil.nl/onderwerpen/luchtwater/zeer-zorgwekkende/
www.kwa.nl