Jaap van Peperstraten

In de OT van december 2020 hadden we een artikel onder de titel ‘Wie weet een betrouwbare analysemethode voor chroom-6?’ Dat artikel beschreef een driejarig onderzoek, uitgevoerd door SGS INTRON, naar het vinden van een betrouwbare analysemethode voor Chroom-6 in verf. Die methode was er niet bij de start van het onderzoek in 2017, was er eind vorig jaar ook niet en nu we een jaar verder zijn, is-ie er nog steeds niet. Waarom is het zo ingewikkeld en waar staan we nu in de ontwikkeling van die analysemethode?

In het artikel van december 2020 stond dat er bij de beschikbare analysemethode veel storingen kunnen optreden die het werkelijke chroom-6-gehalte in de verfmonsters sterk beïnvloeden. Behalve het in kaart brengen van die storingsmechanismen, werd nu ook onderbouwd duidelijk dat de invloed van de verstoring heel groot kan zijn. Verstoringen kunnen ontstaan door stoffen in verf, stoffen uit de geverfde oppervlakken of stoffen uit het gereedschap voor monstername.

Het vorig jaar gepresenteerde onderzoek had als uitkomst dat meegeschraapt staal en roest tijdens monstername en het daarbij gebruikte gereedschap geen storingen opleveren in de laboratoriumanalyses van chroom-6. Verder was het probleem niet opgelost, het was alleen helderder geworden. Het maximale wat je kunt doen, is controleren of er storingen optreden door een bekende hoeveelheid chroom-6 aan het monster toe te voegen en dan kijken of je die hoeveelheid kunt terugvinden. Dit vormt geen sterk uitgangspunt; het bereiken van een goede vaststelling van chroom-6 blijkt bij sterk storende verfmonsters lastig haalbaar.

Wil Klarenaar_0.jpg
Wil Klarenaar

Wil Klarenaar, senior consultant bij SGS INTRON, is nu ruim vier jaar bezig met de genoemde zoektocht. Hij hoopt dat volgend jaar een genormeerde analysemethode kan worden gepubliceerd. “Het is gewoon een ingewikkeld vraagstuk. Momenteel is er wel consensus met laboratoria en opdrachtgevers over de nu opgestelde analysemethode. Maar die consensus houdt de vaststelling in dat we kunnen herkennen wanneer er bij de analyse verstoringen optreden, maar dat we daar weinig tegen kunnen doen. Deze werkwijze is het beste van wat we momenteel hebben. Over de impact van storingen op de analyse hebben we de laatste anderhalf jaar veelvuldig overlegd met opdrachtgevers, NEN en laboratoria.

STANDPUNTEN
Eind vorig jaar is op initiatief van Rijkswaterstaat door NEN een werkgroep opgericht (NEN-commissie 390080 onder voorzitterschap van TNO). Doel daarvan is om met stakeholders een eenduidige methode te vinden om chroom-6 in verf te meten. Dit moet een geaccepteerde en betrouwbare analysemethode voor chroom-6 in verflagen opleveren die in NEN5617 wordt vastgelegd. Deze werkgroep wilde dit binnen een jaar voor elkaar krijgen, wat nu bijna is gelukt. Een pluspunt is verder dat de medewerking van betrokken partijen hoog is en dat er veel kennis en kunde wordt ingezet. De eerstvolgende stap is dat er na de jaarwisseling een ringonderzoek van start gaat met als doel de dit jaar vastgestelde analysemethode te valideren.

Dat onderzoek zal naar verwachting ongeveer een half jaar duren. Hiervoor worden verfmonsters met een bekend chroom-6 gehalte en met wisselende hoeveelheden storende bestanddelen door acht laboratoria, waaronder SGS, met de nieuwe methode geanalyseerd. Uit die resultaten moet blijken hoe de nieuwe methode presteert. Wil Klarenaar: “Je wilt een analysemethode kunnen toepassen die op het eind resulteert in een getal dat aangeeft hoeveel chroom-6 in de verf zit. Maar misschien komen we uit op een meer kwalitatieve benadering waarmee we betrouwbaar kunnen aangeven of er wel of niet chroom-6 in zit, en wellicht zonder dat we daar een hard getal aan kunnen koppelen.”

Verfmonster.jpg

HEEL COMPLEX
Uit ervaring blijkt dat chroom-6 in verf overal kan opduiken, op allerlei substraten en in allerlei situaties en soms ook in gecoate producten die pas recent zijn toegepast of onlangs zijn geschilderd. Wereldwijd wordt er nog steeds chroomhoudende verf geproduceerd en op de markt gebracht. Volgens de Europese REACH-regeling mag er blijkbaar maximaal 1/10 massaprocent chroom-6 in verf worden toegepast. Dit conflicteert behoorlijk met het standpunt van opdrachtgevers die juist willen dat er helemaal geen chroom-6 meer zit in verf die nu wordt opgebracht; dit voor de veiligheid van alle betrokkenen.

Het uiteindelijke doel van de analysemethode is om daarmee gemotiveerd doelgerichte maatregelen te kunnen nemen die de blootstelling aan chroom-6 bij mensen voorkomen tijdens het uitvoeren van werkzaamheden (zoals schuren en stralen). Die werkzaamheden kunnen een hoeveelheid chroom-6 in de lucht brengen. Het voorkomen van blootstelling is een lastige opgave, maar in ieder geval maatwerk, want de omstandigheden kunnen sterk verschillen. Voor iedere situatie zal een veilige werkwijze moeten worden toegepast. Of je buiten of binnen werkt bijvoorbeeld.

Bij werkzaamheden buiten gaat het niet alleen om de bescherming van medewerkers, maar ook om de bescherming van omwonenden en passanten. Dit betekent dus afscherming toepassen, omdat je niet van omwonenden en passanten kunt verwachten dat ze persoonlijke beschermingsmiddelen gaan dragen. Wil Klarenaar: “Tegelijk bestaat er geen veilige ondergrens voor chroom-6, elke molecuul kan schadelijk zijn voor je lijf. Alles bij elkaar gaat het dus om een heel lastige materie. Kortom: het is complex en er wordt heel veel werk verzet dat ook nog eens veel tijd kost. En toch gaat het lukken, we doen een uiterste inspanning om hieruit te komen.”

MEER INFORMATIE
www.sgs.nl
www.inspectieszw.nl/onderwerpen/chroom-6