Bij het aanpassen van de bestaande, thermisch verzinkte staalconstructie worden veel gaten geboord en onverzinkte lippen aangelast. Alle daardoor blootliggende staal wordt voorzien van zinkverf uit een spuitbus. Wat kan er verwacht worden van deze bescherming met zinkverf?

Reparatie van beschadigde, onbedekte plekken moet niet met een spuitbus worden uitgevoerd. Dit geeft absoluut onvoldoende bescherming t.o.v. het thermisch verzinkte oppervlak.

De zinklaag op beschadigde plekken als door u beschreven moet volgens NEN-EN-ISO 1461 worden hersteld. Eén van die mogelijkheden op locatie is het goed ontvetten en (mechanisch) ontroesten en vervolgens het blootliggende staal met een zinkrijke primer behandelen (in ieder geval de eerste laag met kwast aanbrengen) tot een laagdikte van minimaal 100 µm. Op deze wijze is het ook mogelijk om desgewenst in kleur over te schilderen.

Een andere toegestane reparatiewijze is schooperen tot een laagdikte van 100 µm. Voor een goede hechting dient dan eerst ontvet en Sa2½-3 gestraald te worden. Deze werkwijze zal op locatie echter meestal niet tot de mogelijkheden behoren.

Datum: mei 2016

Er worden in de markt verschillende schrijfwijzen en benamingen gebruikt voor het aanbrengen van een laag zink d.m.v. spuiten: Schooperen en Schoperen, metalliseren enz. Welke schrijfwijze resp. term is nu eigenlijk de juiste?

We hebben de Dikke Van Dale er eens op nageslagen. Daar staan beide versies in. Bij “schooperen” wordt verwezen naar “schoperen” en bij de laatste staat de beschrijving. Beide spellingen zijn dus correct. De term Schooperen is afkomstig van de Zwitser Max Ulrich Schoop, de grondlegger van het proces.

Daarnaast wordt in de branche scho(o)peren ook vaak aangeduid als zinkspuiten of metalliseren. Voor de term “metalliseren” staan zelfs 3 beschrijvingen in Van Dale: “Tot metaal maken”, “een metaalachtig uiterlijk geven” en “duurzaam maken als metaal”. In ons vakgebied komt het meestal neer op het aanbrengen van een metaallaag(je) door middel van (thermisch) spuiten. Bij metalliseren kunnen dat dus verschillende metalen/metaallegeringen zijn.

De “hoofdtechniek” waaronder scho(o)peren/zinkspuiten vallen is Thermisch spuiten. Vlamspuiten is één van de technieken om een metaallaag aan te brengen. Met thermisch spuiten kunnen echter ook andere materialen dan metalen/metaallegeringen worden aangebracht, bijv. kunststoffen.

Scho(o)peren/zinkspuiten is de enige benaming die ondubbelzinnig het d.m.v. thermisch spuiten (in dit geval vlamspuiten) aanbrengen van een zinklaag, meestal op een stalen ondergrond weergeeft. Ook legeringen van zink met aluminium of magnesium worden hiervoor toegepast.

Kortom een hele wirwar van termen en technieken die allemaal min of meer hetzelfde proberen aan te geven.

Wij zijn voorstander van de term “schooperen” met 2 “o’s” naar de uitvinder Schoop, als het gaat om het aanbrengen van een gespoten zinklaag.

Datum: januari 2016

Is er een definitie van “Aluminiseren”?
Het gaat erom vast te stellen of het spuiten van ZnAl (85/15) of AlMg daartoe gerekend kan worden.

Een indubbelzinnige definitie kan niet zomaar gegeven worden. Er zijn meerdere processen die met deze term worden aangeduid:

  • Het opspuiten van gesmolten aluminiumdeeltjes (thermisch-spuit proces)
  • Het opdampen van aluminium (bijv. op glasplaat)
  • Het inbrengen van aluminiumdeeltjes d.m.v. een diffusieproces
  • Het langs galvanische weg aanbrengen van een laagje aluminium (Veraluminiummen) wordt ook wel aluminiseren genoemd

Verder bestaat het proces van “thermisch aluminiseren”, wat inhoudt dat een object ondergedompeld wordt in vloeibaar aluminium (analoog aan thermisch verzinken).

In de norm NEN-EN-ISO 2063 worden thermisch-spuit processen beschreven, waarbij zink, aluminium en hun legeringen als opspuitmaterialen worden behandeld met als doel het behandelde metaal te beschermen tegen corrosie.

In andere literatuur wordt ook gesproken over thermisch gespoten aluminiumlagen (kortweg: TSA). Daartoe worden dan gerekend lagen van Al (99,5%) en AlMg5 (95% Al/5% Mg).

De bescherming tegen corrosie van staal behandeld m.b.v. het thermisch spuitprocedé, is o.a. afhankelijk van de kwaliteit van de voorbehandeling (gritstralen), de gekozen metaallegering waarmee gespoten wordt (Al; Zn-Al; Al-Mg enz.), de laagdikte van de opgebrachte laag en een eventuele nabehandeling (impregneren of organische deklagen).

Om spraakverwarring in bestekken te voorkomen kan men beter naast de term “aluminiseren” een aanvulling geven van het te volgen procedé, de gewenste metaallegering, laagdikte van de op te brengen laag en een eventuele nabehandeling (soort coating + laagdiktes) en zonodig aanvullende eisen m.b.t. keuring van de opgebrachte lagen en applicatie(bedrijf)/applicateur.

Daarbij kan dan nog verwezen worden naar relevante normen zoals NEN-EN-ISO 2063:2005.

Datum: april 2014

Welke norm kan gebruikt worden voor schooperen?

De norm die gebruikt kan worden is NEN-EN-ISO 2063:2005 “Thermisch spuiten - Metallieke en andere niet-organische deklagen - Zink, aluminium en hun legeringen”.
Deze norm is van toepassing op metaallagen van zink, aluminium en legeringen van zink en aluminium, aangebracht door middel van thermisch spuiten, voor de bescherming van ijzer en staal tegen corrosie.
Beschreven worden de definities, classificatie van legeringen met bijbehorende laagdiktes, ondergrondvoorbehandeling, het coatingmateriaal (volgens NEN-EN-ISO 14919:2001), applicatieomstandigheden, sealing en een verwijzing naar NEN-EN-ISO 12944-5 voor aanvullende verfsystemen.

Verder worden meet- en testmethoden (voor laagdikte en hechting) besproken en in Bijlage B wordt een overzicht gegeven van “aanbevelingen voor gebruik“: Afhankelijk van het milieu (omgevingsklassen volgens NEN-EN-ISO 12944-2) worden minimale laagdikten voor de verschillende metaalbedekkingen genoemd.

Datum: januari 2012

Wij moeten thermisch verzinkt constructiewerk van een coatinglaag voorzien. Bij het meten van de zinklaagdikte vinden we zeer uiteenlopende waarden. Hoe dik moet/mag de zinklaag eigenlijk zijn?

De vereiste zinklaagdikte wordt beschreven in de NEN-EN-ISO 1461:2009 - “Door thermisch verzinken aangebrachte deklagen op ijzeren en stalen voorwerpen - Specificaties en beproevingsmethoden”. (Tenzij anders door de betrokken partijen overeengekomen).

De laagdikte is o.a. afhankelijk van de materiaaldikte en de materiaalsamenstelling van de staalproducten. Bijvoorbeeld voor materiaaldiktes van 6 mm en hoger geldt een minimum zinklaagdikte van 70 µm, waarbij de gemiddelde waarde minimaal 85 µm dient te zijn. Maximum waarden worden niet gegeven.
Bij staalsamenstellingen met reactieve elementen zoals Silicium en/of Fosfor, kunnen hogere waarden gevonden worden als gevolg van doorgroei van zinklegeringslagen. Hierdoor kan ook het uiterlijk van de zinklaag afwijken (b.v. dof grijs in plaats van - blinkend - zilvergrijs).

Voor de juiste wijze van meten en vereiste laagdiktes bij overige materiaaldiktes verwijzen wij naar de genoemde norm. Voor centrifugaal verzinkte onderdelen gelden afwijkende laagdiktes, die eveneens in deze norm worden vermeld.

Graag wijzen we in dit verband op de NEN 5254:2003 - “Het industrieel aanbrengen van organische deklagen op thermisch verzinkte of gesherardiseerde producten (duplexsysteem)”. Deze norm regelt afspraken tussen opdrachtgever, verzinkerij (of sherardiseerbedrijf) en de applicateur van de organische deklaag. Verder worden hierin aanvullende kwaliteitseisen voor de zinklaag, de voorbehandeling en de organische deklaag beschreven.

Datum: september 2011