In tabel 4 is het systeem vastgelegd waarmee het noodzakelijke beschermingsniveau in een opslagvoorziening voor meer dan 10 ton gevaarlijke stoffen kan worden bepaald. De basisgedachte is dat naarmate de opgeslagen stof gevaarlijker is, er een hoger beschermingsniveau is vereist.

De gevaarsaspecten worden bepaald door de gevarenindeling op basis van het ADR (dus: toxisch, bijtend, enz.) en door de brandbaarheid van de opgeslagen stof. Deze 'brandbaarheid' is niet beperkt tot de brandbaarheidklassen van het ADR. Ook brandbare vloeistoffen met een vlampunt hoger dan 100ºC of brandbare vaste stoffen die niet vanwege die eigenschap ADR-geklasseerd zijn, zijn bepalend voor het vaststellen van het beschermingsniveau.

In het Bevi (Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen) is een definitie opgenomen voor het begrip 'brandbare gevaarlijke stof':

"Een stof die met lucht van normale samenstelling en druk onder vuurverschijnselen blijft reageren, nadat de bron die de ontsteking heeft veroorzaakt, is weggenomen".

Belangrijk is dat ook de brandbaarheid van de zogenaamde aanverwante stoffen moet worden beoordeeld en dat ook rekening wordt gehouden met bijkomende gevaren.

Tabel 4 is in eerste instantie belangrijk in de ontwerpfase van een opslagvoorziening. Vervolgens zal bij toezicht en handhaving met name bij de beschermingsniveaus 2 en 3 worden nagegaan of de juiste toegestane stoffen worden opgeslagen. Indien beschermingsniveau 1 is toegepast, zal bij toezicht en handhaving voor wat betreft de opgeslagen stoffen meer gekeken worden naar de geschiktheid van het automatische blussysteem voor de opgeslagen stoffen.

Meer informatie:
https://www.infomil.nl/onderwerpen/veiligheid/pgs/vragen-antwoorden/pgs-15/@90029/definitie/

Datum: oktober 2017