De tekst in de Machinerichtlijn over de noodstop is duidelijk: op basis van de risicoanalyse wordt bepaald waar een noodstop nodig is. Namelijk als de normale stopprocedure niet voor voldoende veiligheid zorgt. Indien men besluit één (of meerdere) noodstoppen aan te brengen, dienen deze en het bijbehorende noodstopcircuit aan strenge eisen te voldoen.

 

Een noodstopcircuit mag nooit falen en bij eventuele storing moet de machine daardoor direct in een veilige toestand worden gebracht. Per noodstop dient men een opstart/resetprocedure op te stellen, want een machine mag nooit onbedoeld in werking treden.

Dit is voor één machine soms al lastig, vooral als er meerdere bedienersplaatsen zijn. Maar in dit geval gaat het om een noodstop voor een gehele productielijn. Deze productielijn bestaat uit een aantal gekoppelde machines die elk voorzien zijn van de correcte noodstoppen. De eigenaar van deze productielijn wil langs de gehele productielijn een trekkoord dat een noodstopfunctie vervult.

 

Aan welke eisen moet dit noodstopakkoord voldoen?

Op zich is een noodstopkoord niet nodig als alle machines in de productielijn al hun eigen noodstop hebben. Maar vanuit veiligheidsgedachte kan dit een goede insteek zijn. Immers, de machines waaruit de productielijn bestaat hebben noodstoppen die vanuit hun eigen (onafhankelijkheid) functioneren. Het kan dus goed zijn dat het samenbrengen van deze machines in een gekoppelde productielijn extra risico’s gaat opleveren.

Hiermee is het eerste deel van de vraag eigenlijk beantwoord; hier bepaalt de risicoanalyse, in dit geval over de gehele productielijn, of er een noodstopkoord nodig is. De praktische uitvoering van een noodstopkoord is ook nog simpel: goed herkenbaar, altijd bereikbaar en mag nooit falen.

 

Maar wat schakelt dit noodstopkoord precies uit?

Deze vraag is minder simpel te beantwoorden. Ook hier zal de risicoanalyse van de gehele productielijn een antwoord moeten geven. Het ligt voor de hand om alle bewegende delen van de hele productielijn stil te zetten. Het kan wel zo zijn dat bijvoorbeeld hydraulische aggregaten wel moeten blijven werken, bijvoorbeeld voor het opheffen van beknelling in geval van een ongeval. Het is duidelijk dat de risicoanalyse de basis van de Machinerichtlijn en dus ook in deze aan de orde is. Tot zover de volledig en goed uitgevoerde risicoanalyse.

Het laatste deel betreft de uitvoering van het noodstopcircuit en de opstartprocedures. Het noodstopcircuit moet zo zijn geschakeld dat alle machines die uitgeschakeld moeten worden dat ook garandeert doen. Het circuit mag nooit falen. Men mag een compleet veiligheidscircuit voor de gehele productielijn maken waarmee de noodstoppen, van de in de productielijn staande machines, bediend worden, zolang alles aan de geldende eisen voldoet.

 

De norm met betrekking tot het berekenen van het Performance Level (PL) of het Safety Integrity Level (SIL) kan uitsluitsel geven of noodstopcircuit aan de eisen voldoet.

Dat laatste hangt sterk af van de productielijn en het toegepaste noodstopcircuit. Het beste is om een opstart- of resetproces in de besturing op te nemen. Dit zorgt voor een veilige opstart na een noodstop en zorgt er tevens voor dat de productielijn weer in optimale toestand start. Let hierbij wel op dat degene die de opstartprocedure uitvoert, overzicht heeft over de gehele productielijn zodat er geen nieuwe onveilige situaties ontstaan!