Read in English                                                                                                                                                    Hoofdmenu

3.1    REACH en CLP
REACH is een systeem voor registratie, evaluatie en toelating van chemische stoffen, die in de Europese Unie geproduceerd of geïmporteerd worden. De naam 'REACH' betekent Registration, Evaluation, Authorization and restriction of CHemicals. REACH is een verordening (1907/2006) van de EU, die is aangenomen om de gezondheid van de mens en het milieu beter te beschermen tegen de risico's die chemische stoffen kunnen opleveren, en tegelijkertijd het concurrentievermogen van de chemische industrie in de EU te verbeteren. Ook bevordert deze verordening de ontwikkeling van alternatieve methoden voor de gevarenbeoordeling van stoffen, mede met als doel het aantal dierproeven te verminderen.

De werkwijze is als volgt:

  • Inventariseren van de toegepaste stoffen via een verplichte registratie van de producent of importeur.
  • Evalueren van de risico’s van het gebruik van deze stoffen voor mens en milieu.
  • Op basis van de evaluatie al dan toelating geven (autorisatie) om de betreffende stoffen te gebruiken.

REACH is dus geen verbod op het gebruik, maar een systeem van gecontroleerd gebruik van SVHC-/CMR-stoffen.

De stappen voor een gebruiker om een autorisatie aan te vragen zijn:

  • Kennisgeving van intentie om een autorisatieaanvraag in te dienen door fabrikanten, importeurs of downstream users.
  • Indienen van de aanvraag en betaling van de vergoeding.
    • Chemisch veiligheidsrapport.
    • Analyse van alternatieven.
    • Plan voor vervanging.
    • Sociaaleconomische analyse.
  • Nalevingscontrole van de aanvraag door RAC en SEAC (artikel 62).
  • Openbare raadpleging over de gebruiken waarop de aanvraag betrekking heeft.
  • Ontwerpadviezen door RAC en SEAC.
  • Opmerkingen over de ontwerpadviezen door indiener.
  • Aanneming van definitieve adviezen door RAC en SEAC.
  • EU-besluit.
  • Kennisgevingen downstreamgebruikers (artikel 66).
  • Evaluatie.
  • Indienen nieuwe aanvraag 18 maanden voor verstrijken autorisatieperiode.

Hoewel REACH is bedoeld om downstream users te bewegen hun gebruik te autoriseren, blijkt dat de procedure dusdanig kostbaar is, en bovendien ook veel detailkennis van de stoffen vraagt, dat REACH-registratie alleen voor grote bedrijven uitvoerbaar is. Daarom zijn er consortia ontstaan en hebben diverse importeurs en/of fabrikanten en/of formuleerders het voortouw in de aanvraag genomen.

De CLP-verordening (1272/2008) waarborgt dat werknemers en consumenten in de EU duidelijk worden geïnformeerd over de gevaren van chemische stoffen in de Europese Unie door middel van de indeling en etikettering van chemische stoffen. De naam CLP betekent Classification, Labelling and Packaging. De verordening brengt het EU-systeem van classificatie, etikettering en verpakking van chemische stoffen en mengsels meer in lijn met het wereldwijde geharmoniseerde systeem (GHS). Verwacht wordt dat dit de wereldhandel en de geharmoniseerde publicatie van gevareninformatie van chemische stoffen zal vergemakkelijken en de efficiëntie van regelgeving zal bevorderen. Het is een aanvulling op de Verordening betreffende registratie, beoordeling, autorisatie en beperking van chemische stoffen (REACH) uit 2006 (EC nr. 1907/2006), en vervangt het huidige systeem in de richtlijn gevaarlijke stoffen (67/548/EEG) en de Richtlijn Gevaarlijke Preparaten (1999/45/EG).

Hoewel er vanuit deze verordeningen voor applicateurs wel verplichtingen voortkomen, zijn deze verordeningen in het algemeen product gerelateerd en vooral een keten verantwoordelijkheid, waardoor de leveranciers aangesproken worden.

Meer informatie is te vinden op:

3.2    BRZO
Op 10 juli 1976 vond in Sevezo (Italië) een ramp plaats. Door een storing aan een verouderde klep kwam er TCCD (een dioxine) in het milieu terecht. 3.300 dieren stierven en bij veel mensen traden long- en huidklachten op. Voor personen die aan TCCD worden blootgesteld is op de lange termijn het risico op kanker bovendien substantieel hoger dan normaal.

Zie voor meer informatie:

Deze ramp heeft direct geleid tot de ‘Seveso-richtlijn’ die daarna meerdere keren is aangepast:

  • De Seveso-richtlijn of post-Seveso-richtlijn (officieel: Richtlijn 82/501/EG) is een Europese richtlijn, die is uitgegeven op 24 juni 1982 en bedoeld om de veiligheid te verbeteren van locaties met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen.
  • De Seveso-richtlijn kreeg op 9 december 1996 een update naar de Seveso-II-richtlijn, die vervolgens op 16 december 2003 is aangepast.
  • De Seveso-II-richtlijn is op 4 juli 2012 vervangen door de Seveso-III-richtlijn, die in Nederland is geïmplementeerd in de BRZO-wetgeving en de bijbehorende ministeriële regeling BRZO.

Een BRZO-bedrijf is een bedrijf waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn boven een bepaalde drempelwaarde. Deze bedrijven vallen onder de werking van het Besluit Risico’s Zware Ongevallen 2015 (BRZO-2015). In Nederland zijn er ruim 400 bedrijven die onder de BRZO-regelgeving vallen, variërend van complexe chemische industrie tot relatief eenvoudige opslagbedrijven voor bepaalde typen gevaarlijke stoffen.
Of een bedrijf valt onder de BRZO-wetgeving is afhankelijk van de hoeveelheid en aard van de gevaarlijke stoffen die binnen het bedrijf aanwezig zijn.

Het BRZO onderkent twee typen bedrijven: het PBZO-bedrijf (Preventie Beleid Zware Ongevallen) en VR-bedrijf (VeiligheidsRapport). Het onderscheid is afhankelijk van het overschrijden van een lage of hoge drempelwaarde. Bedrijven die de hoge drempelwaarde overschrijden worden aangemerkt als VR-bedrijf; bedrijven die de lage drempelwaarde overschrijden zijn een PBZO-bedrijf.

Op initiatief van de chemische industrie, maar inmiddels veel breder uitgerold, is het initiatief ‘Veiligheid Voorop’. Dit is een actief platform voor kennisdeling, waar ook Vereniging ION bij aangesloten is.

Meer voor informatie over de BRZO:

3.3    Arbowet
De Nederlandse Arbeidsomstandighedenwet, kortweg Arbowet, bevat regels voor werkgevers en werknemers over de gezondheid, veiligheid en het welzijn van werknemers en zelfstandig ondernemers te bevorderen. Voorts is het doel van de Arbowet om ongevallen en ziekten, veroorzaakt door het werk, te voorkomen.

De Arbowet is een kaderwet. Dat betekent dat hierin geen concrete regels staan, maar algemene bepalingen en richtlijnen over het arbeidsomstandighedenbeleid (arbobeleid) in bedrijven.

De Arbeidsomstandighedenwet bestaat uit verschillende delen:

  • Het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit)
  • De Arbeidsomstandighedenregeling (Arboregeling)
  • De Beleidsregels arbeidsomstandighedenwetgeving (Arbobeleidsregels)

Sinds 1 juli 2005 is de Arbowet aangepast om beter te voldoen aan de Europese Kaderrichtlijn veiligheid en gezondheid van werknemers op het werk (nummer 89/391/EEG). Zie voor meer informatie:

3.4    Gevaarlijke stoffen
De definitie: gevaarlijke stoffen zijn stoffen die schadelijk kunnen zijn voor de veiligheid en gezondheid van werknemers. Ze kunnen aanwezig zijn in verpakte producten, zoals schoonmaakmiddelen, kitten, verven en smeermiddelen, maar ook tijdens het werk ontstaan. Voorbeelden hiervan zijn lasrook, hout- en kwartsstof en dieselmotoremissie.

Gevaarlijke stoffen kunnen giftig, agressief, irriterend, brandgevaarlijk, kankerverwekkend, bedwelmend en explosief zijn. Ook kunnen ze van invloed zijn op de voortplanting. De mate waarin genoemde effecten optreden is afhankelijk van het type stof, de mate van blootstelling (dosis) en de omstandigheden. Gezondheidsklachten kunnen direct optreden, maar ook pas na jaren naar voren komen en/of verergeren na langdurige blootstelling. Gevaarlijke stoffen kunnen in vrijwel alle werksituaties voorkomen. Voorbeelden zijn de schoonmaakbranche, bouwnijverheid, (zware)industrie, landbouw, gezondheidszorg, chemie, etc.

Een werkgever is verplicht te zorgen voor een veilige en gezonde werkplek voor werknemers. Als onderdeel van de Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E) moet een werkgever ook de blootstelling aan gevaarlijke stoffen beoordelen. Onder meer door te inventariseren aan welke stoffen werknemers worden blootgesteld en in welke mate.

Waar de blootstelling volgens de normering te hoog is, moeten maatregelen worden getroffen. Voor iedere gevaarlijke stof zijn specifieke gebruiksvoorwaarden opgesteld.

Werknemers die met gevaarlijke stoffen werken zijn verplicht de instructies van de gebruiksvoorwaarden plus eventueel aanvullende instructies van de werkgever nauwkeurig op te volgen. Op de verpakking van producten is aangegeven welke gevaarlijke stoffen de producten bevatten. Het gevaarsymbool geeft aan om welk type gevaar het gaat. De H- (R- en S-) en P-zinnen op het etiket geven vervolgens meer informatie over de gevaareigenschappen van de stof en de bijbehorende veiligheidsaanbevelingen. De leverancier van producten met een gevaarsymbool is verplicht een veiligheidsinformatieblad (VIB) te leveren. Hierin staat gedetailleerde informatie over het betreffende product en de eventuele risico’s die bij het gebruik van dit product oplevert voor de veiligheid en gezondheid. De mate van risico is voor zowel verpakte als niet-verpakte gevaarlijke stoffen te bepalen door middel van metingen, of aan de hand van gegevens in de betreffende literatuur.

Overigens is Vereniging ION geen voorstander van de term “gevaarlijke stoffen”. Alle stoffen, dus ook water, keukenzout en lucht zijn onder bepaalde condities een gevaarlijke stof. Liever spreken we dus ook van stoffen die gezondheidsschade kunnen veroorzaken als er niet deskundig mee wordt gewerkt. De term van vroeger; zorgstoffen was dus wellicht toch een betere term. Vereniging ION zal vanwege deze overweging vooral de Engelse termen SVHC (Substances of Very High Concern) of CMR (Carcinogenic, Mutagenic, Reprotoxic) gebruiken.

3.5    Beschermende maatregelen
Inspectie SZW stelt: ‘Blootstelling is geen ‘part of the deal’. Blootstelling moet zoveel mogelijk voorkomen worden, maar in ieder geval onder de grenswaarde liggen.’

Bij het nemen van maatregelen om blootstelling te voorkomen, dan wel zoveel mogelijk te beperken, is de werkgever verplicht het voorgeschreven stappenplan van de arbeidshygiënische strategie te volgen. Dit houdt in dat maatregelen op een zo hoog mogelijk niveau genomen moeten worden. Pas als een maatregel van een bepaald niveau om technische, organisatorische of economische redenen niet mogelijk is, mag gekozen worden voor maatregelen van één niveau lager.

We werken volgens het STOP-principe:

  • Substitutie
  • Technische maatregelen
  • Organisatorische maatregelen
  • Persoonlijke beschermingsmiddelen

De maatregelen op volgorde van prioriteit:

  1. Bronmaatregelen
  2. Vrijkomen stof tegengaan of beperken
  3. Collectieve maatregelen
  4. Individuele maatregelen
  5. Persoonlijke beschermingsmiddelen

Meer informatie: