Galvanotechniek is het langs elektrolytische weg aanbrengen van een hechtende metaallaag op een elektrode (substraat) met het doel het oppervlak daarvan eigenschappen of afmetingen te geven, afwijkend van die van het ondergrondmetaal.
In de elektrolyt-oplossing bevindt zich het metaalzout van het aan te brengen metaal (bijv. nikkel, tin, goud, zink, zilver enz.). In het procesbad hangen anoden van het aan te brengen metaal, het te behandelen voorwerp wordt in het bad gehangen en als kathode geschakeld. Vanuit een gelijkstroombron wordt stroom doorgevoerd en het metaal slaat neer op het vorwerp (de kathode). Aan de anode gaat het aan te brengen metaal in oplossing. Een uitzondering is chroom, dat vanuit chroomzuur wordt neergeslagen.
Er worden vaak verschillende metaallagen op elkaar aangebracht om optimale eigenschappen te verkrijgen. Of een metaal wordt gelegeerd (bijv. goud, messing en brons) of er worden stoffen aan het bad toegevoegd (bijv. nikkelcomposieten).
De toepassingen zijn legio:
- Verfraaiing van het oppervlak
- Verbetering van hardheid, slijtvastheid
- Glij- en smeereigenschappen
- Elektrische geleidbaarheid, contactweerstand, warmtegeleidbaarheid
- Chemische bestendigheid
- Op maat brengen van versleten onderdelen
De processen anodiseren en elektroforetisch lakken behoren ook tot de techniek van het galvaniseren maar worden afzonderlijk beschreven.
Naast het elektrolytisch neerslaan van metalen is er ook de stroomloze methode voor het neerslaan van metalen. Dat wordt ook “autokatalytisch” genoemd en wordt uitgevoerd met o.a. koper, nikkel en goud. Bij de stroomloze metaalneerslag ontstaat over het gehele opppervlak (ook inwendige oppervlakken) een gelijkmatige metaallaag.