Jaap van Peperstraten

Op de Stoffendag 2019 in december was er logischerwijs veel aandacht voor het gebruik van gevaarlijke stoffen in bedrijven. Dat is niet verbazingwekkend, want jaarlijks overlijden er in Nederland 3000 mensen nadat ze op hun werk werden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen. Dit overlijden gebeurt vaak pas nadat de medewerker met pensioen is gegaan. Alle reden dus om onder meer naar een workshop te gaan over vervanging van een gevaarlijke stof door een veiligere stof (substitutie).

Tijdens de centrale presentatie op de Stoffendag werd de blootstelling aan gevaarlijke stoffen omschreven als een sluipmoordenaar, omdat het effect van de blootstelling vaak pas na jaren merkbaar wordt. Kijk bijvoorbeeld naar asbest dat weliswaar sinds 1993 is verboden, maar nog steeds overlijden daaraan in Nederland 800 mensen per jaar door vroegere blootstelling. Heidi Boussen, directeur gezond en veilig werken van het ministerie van SZW, wees er in haar openingstoespraak op dat er altijd gevaarlijke stoffen zullen zijn, maar dat het wel heel belangrijk is dat de risico’s goed geïnventariseerd zijn en dat de medewerkers goed geïnformeerd zijn. Regelmatig gaat dat goed, maar de Inspectie SZW constateert bij bedrijfsbezoeken herhaaldelijk overtredingen en overschrijdingen van bepaalde veiligheidsnormen.
Op de Stoffendag verzorgden Bureau REACH/RIVM een workshop Vervanging van een gevaarlijke stof door een veiligere stof. In de praktijk worden ondernemers, KAM-medewerkers, bedrijfsleiders en medewerkers regelmatig met het vraagstuk substitutie geconfronteerd. In de praktijk blijkt het vaak heel moeilijk om een lang gebruikte stof te vervangen. Er is angst dat een alternatief minder goed werkt, onbekende neveneffecten heeft of allerlei veranderingen in het werk met zich meebrengt die bestaande gewoontes en werkmethoden overhoopgooien. Maar een groot deel van die angst bestaat uit koudwatervrees, omdat er in de praktijk voldoende geslaagde voorbeelden van substitutie beschikbaar zijn, zo maakten medewerkers van het Bureau REACH/RIVM duidelijk. Wel zijn er allerlei proeven, metingen en literatuuronderzoek nodig om verantwoord over te stappen. Ook moet er energie gestoken worden in het vergroten van het bewustzijn van de medewerkers op het gebied van de omgang met gevaarlijke stoffen.

TOOLBOX GEZOND WERKEN MET STOFFEN
Het ministerie van SZW zet in de Toolbox Gezond Werken met Stoffen de belangrijke gratis tools en informatie op een rij. De Toolbox is onderdeel van de campagne Veilig Werken met (Gevaarlijke) stoffen en heeft als doel bedrijven en arboprofessionals te ontzorgen. De Toolbox richt zich daarbij in het bijzonder op het MKB en op brancheorganisaties. Het bevat belangrijke tools van verschillende partijen en instanties zoals het ministerie van SZW, de Inspectie SZW, RIVM, TNO en andere stakeholders. Zo bevat de toolkit een Zelfinspectietool, waarmee je zelf kunt controleren hoe je bedrijf ervoor staat en is er voor werknemers een link naar een Stoffencheck-app van Inspectie SZW. En je kunt informatie vinden over een goed en sluitend stoffenbeleid, maatregelen en voorlichting rondom actuele onderwerpen zoals chroom-6.

 

PRAKTIJKVOORBEELDEN
Substitutie moet dus doordacht worden aangepakt en er moet op gelet worden dat de bij elkaar gezochte informatie zoveel mogelijk objectief is. Naast de veiligheidsrisico’s zijn er vaak ook andere redenen voor substitutie. Bijvoorbeeld een Europees of nationaal verbod, omdat het beter voor het milieu is, innovatie (blijf de concurrent een stap voor) of om een beter imago te bewerkstelligen. Ook de wens om Maatschappelijk Verantwoord te Ondernemen of een concrete klantvraag kunnen aanleiding zijn voor substitutie. Bij substitutie moet je er wel goed op letten dat het gebruik van een andere stof inderdaad veiliger is dan de stof die momenteel wordt gebruikt en geen andere nadelige effecten heeft. Substitutie kan grofweg op drie manieren. Je kan de stof vervangen door een veiligere stof, je kan kiezen voor een alternatieve productietechniek of kiezen voor een ander productontwerp. Volgens Bureau REACH/RIVM gaat het niet om een theoretische exercitie, maar zijn er meerdere geslaagde praktijkvoorbeelden. Zo is autobedrijf Pon erin geslaagd om binnen een jaar het aantal van 66 CMR-stoffen terug te brengen naar twaalf. Dit was te danken aan de stevige wens van de directie, het commitment van het management en aan goede gesprekken met leveranciers (van chemicaliën). Ook het bedrijf Framit Autoschade is binnen korte tijd overgestapt op een thinnervrije werkplaats. Aandachtspunten hierbij waren dat er niet-gevaarlijke alternatieven beschikbaar waren, een intrinsieke motivatie vanuit het bedrijf, de tijd die ingeruimd werd zodat (oudere) werknemers konden wennen aan de nieuwe werkmethode en dat er tijdens de opleiding speciale aandacht voor nodig was. Een intrinsieke motivatie wordt vaak concreet als de vraag gesteld wordt: zou ik hier mijn kind laten werken?

Giftig

STAPPENPLAN
Al met al zijn die twee voorbeelden in een overzichtelijke periode zonder grote problemen gerealiseerd. Maar hoe pak je dat nou aan? De eerste stap komt neer op inventariseren en prioriteren:

  • Maak een lijst met stoffen, identiteit, functie en risico
  • Bepaal welke gevaarlijke stoffen de hoogste prioriteit hebben om te vervangen
  • Bepaal de functies van deze stoffen. Zijn ze (on)misbaar?
  • Bespreek de mogelijkheden (wensen, eisen) met leveranciers, medewerkers en afnemers.

Voor deze stappen zijn verschillende hulpmiddelen beschikbaar, zie ook het kader. De tweede stap richt zich op het verhelderen van het gebruik van stoffen in het productieproces:

  • Kijk naar de functie in het proces of product
  • Kan de stof worden weggelaten uit het proces of product?
  • Kan het proces aangepast worden?
  • Zo nee, ga dan op zoek naar alternatieve stoffen.

In de derde stap ga je alternatieven vergelijken:

  • Welke gezondheids- en milieurisico’s heeft de nieuwe stof?
  • Hoe presteert de nieuwe stof in het product of productieproces?
  • Is vervanging economisch haalbaar?
  • Welke andere effecten heeft de nieuwe stof? Denk ook aan de afvalfase en levensduur.

In de vierde stap ga je de substitutie in een kleinschalige pilot testen en toepassen. Hier moeten veel gegevens worden verzameld en geïnterpreteerd. Het is belangrijk de substitutie met alle betrokkenen goed door te spreken. Ook moet beseft worden dat het altijd om maatwerk gaat. Een eenmaal gerealiseerde oplossing kun je niet zomaar in andere bedrijfsonderdelen toepassen.

Chemie laboratorium