Jaap van Peperstraten

Veel mensen op de werkvloer gebruiken dagelijks persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) om veiliger te werken. Hele boekenkasten zijn er te vullen over voorschriften, protocollen, verplichtingen en goedkeuringen. In dit artikel kijken we voornamelijk naar de betekenis van de nieuwe PBM (EU) verordening 2016-425 die vanaf 21 april dit jaar geldt voor de producteisen van PBM’s. Wat dat precies betekent, is niet heel makkelijk uit te leggen. We gingen te rade bij een expert op dit gebied.

Rinus Brinks werkt bij het bedrijf 3M (Minnesota Mining & Manufacturing), een multinational die talrijke producten - waaronder PBM’s - maakt. Hij houdt beroepsmatig alle Europese wet- en regelgeving in de gaten, met name op het gebied van veiligheid van medewerkers. Verder is hij bestuurslid van de Nederlandse brancheorganisatie voor PBM’s (Vereniging voor Veilig en Gezond Werken) en vicepresident van de European Safety Federation die de brancheorganisaties van fabrikanten, importeurs en distributeurs uit de EU-lidstaten verenigt op het gebied van PBM’s. Die organisatie onderhoudt contact met de Europese Commissie. Hij is veiligheidskundige en heeft zitting in verschillende PBM normcommissies bij NEN. Op het gebied van PBM’s is veel te vertellen als het gaat om duurzame inzetbaarheid van medewerkers. Het uitgangspunt is dat het gebruik van PBM’s eigenlijk niet nodig zou moeten zijn, omdat het werk op zich veilig genoeg is. De Nederlandse Arbowet zegt dat ook heel duidelijk en verlangt dat de maatregelen voor veiligheid in een bepaalde volgorde worden genomen, waarbij allereerst naar de bron van het probleem wordt gekeken. Dat wordt de arbeidshygiënische strategie genoemd, zie kader. Pas als alle andere maatregelen niet mogelijk zijn of geen soelaas bieden, komen PBM’s aan bod. Iedereen die met PBM’s te maken heeft, heeft ook te maken met een nieuwe EU-verordening ten aanzien van PBM’s die geldt vanaf 21 april dit jaar. Tot die tijd hadden we een EU-richtlijn.

ALERTHEID

Rinus Brinks legt het verschil uit: “De verordening vervangt de PBM-richtlijn. Voor een EU-richtlijn geldt dat elk land zijn eigen informatie eraan mag toevoegen bij de implementatie in nationale wetgeving. Maar een EU-verordening is een wet die voor iedereen gelijk is en op hetzelfde moment van kracht wordt. Een verordening moet één op één worden overgenomen in nationale wetgeving. Deze herziening was gewenst, omdat de richtlijn al behoorlijk oud was, te veel uit de pas liep met andere EU-verordeningen en hier en daar aan duidelijkheid te wensen overliet. Nu zijn allerlei begrippen en taken van diverse partijen veel duidelijker omschreven. Nieuw zijn bijvoorbeeld de vereisten voor de economic operators, die in de verordening zijn gedefinieerd. De problematiek zelf blijft evenwel veelomvattend en vereist blijvende alertheid om ongelukken op de bedrijfsvloer te voorkomen.” 

Een denkfout die regelmatig wordt gemaakt, is dat bij bepaalde werkzaamheden meteen naar PBM’s wordt gegrepen, zonder dat eerst nagedacht wordt of het werk ook anders kan. “In Nederland begint het hele verhaal met de risico-inventarisatie & -evaluatie (RI&E) die al sinds 1 januari 1994 verplicht is voor alle werkgevers. Als die goed is uitgevoerd, wat je trouwens herhaaldelijk moet doen weet je waar de schoen wringt. Als je dan de arbeidshygienische strategie volgt, kun je bij PBM’s uitkomen. Dankzij de nieuwe EU-verordening moet iedere fabrikant van PBM’s nu een verklaring van overeenstemming beschikbaar stellen waarmee hij aantoont aan dat zijn product aan alle eisen voldoet. Die verklaring kan hij bij het product voegen of hij kan op de verpakking een website vermelden waar dat document eenvoudig te downloaden is. Ook is er nu een maximale geldigheidsduur ingesteld voor het CE-type goedkeurcertifi caat van vijf jaar bij nieuwe producten.”

NOODZAKELIJK KWAAD

De oude richtlijn was vooral gericht op de PBM’s als product; in de nieuwe verordening is het uitgangspunt het risico waaraan de gebruiker blootstaat. Dat betekent dat veel meer gekeken moet worden naar de werkrisico’s en hoe PBM’s daarop eventueel een passend antwoord zijn. Ook is er een directere link met de Europese PBM-Gebruikersrichtlijn met duidelijke verplichtingen voor de werkgever. In die richtlijn staat bijvoorbeeld dat de werkgever verplicht is om een veiligheidstraining te geven bij indiensttreding, bij het introduceren van nieuwe technologie, bij job rotatie of wanneer er met nieuwe producten gewerkt gaat worden. De werkgever moet daarvoor zorgen, maar hoeft het niet zelf te doen. Hij kan daar bijvoorbeeld een veiligheidskundige, een arbeidshygiënist of een extern bureau voor inschakelen. Ook moet de werkgever volgens die Gebruikersrichtlijn aan kunnen tonen dat de aangeschafte PBM’s werken zoals je ervan mag verwachten. De beschikbaarheid van verschillende geschiktheidstesten voor ademhalingsbescherming en gehoorbescherming bieden belangrijke data voor de werkgever en werknemer dat de juiste keuze is gemaakt met betrekking tot het PBM. Maar eerst moet de werkgever dus kunnen aantonen dat het gebruik van PBM’s helaas een noodzakelijk kwaad is, omdat andere oplossingen niet geschikt zijn. 

Rinus Brinks: “Vaak zie je dat in bedrijven een verkeerde benadering wordt toegepast als het gaat om veilig werken. Eerst gaat men een heel productieproces bedenken, uitwerken en installeren en daarna gaat men, met alle goede bedoelingen, ook nog eens naar veiligheid kijken. Je zou een productieproces niet willen uitdenken zonder dat je daarin meteen de veiligheid meeneemt. Anders is het er maar aangeplakt, een vijfde wiel aan de wagen. In die situatie kun je dan vaak niet meer de optimale keuze maken gelet op veiligheid. Eenzelfde benadering zie je als er verhuisplannen zijn en er met het oog daarop niet meer geïnvesteerd wordt in veilig werken. Een werknemer mag dan dus pakweg een half jaar doorwerken in foute werkomstandigheden. Of er wordt gezegd: over drie maanden hebben we een nieuwe afzuiging. Nou, dat is fijn, dan mag je dus nog drie maanden stof happen. Het gaat mij aan mijn hart als dingen wel goed kunnen, maar toch niet goed gaan.”

Rinus Brinks
Safety

VEILIGHEIDSCULTUUR

Hij vervolgt: “In de praktijk zie je vaak dat veiligheid onvoldoende aandacht krijgt om allerlei redenen. Maar als ik het nou eens geen veiligheid noem, maar een productie-efficiencyprogramma, dan heb je eerder een luisterend oor bij de mensen die ervoor verantwoordelijk zijn, terwijl het eigenlijk over hetzelfde gaat. Want die mensen willen best wel even luisteren naar iemand die vertelt hoe jij ervoor kan zorgen dat je een betere productie haalt met minder uitval, minder arbeidsverzuim en minder ongevallen. Je kan het ook nòg anders bekijken. Je kunt zeggen dat de eerstverantwoordelijke voor veiligheid de persoon zelf is, maar in de productie is het de eerstelijnsverantwoordelijke die daarvoor verantwoordelijk is. En dus niet de veiligheidskundige als die er is binnen het bedrijf; die kan wel om hulp worden gevraagd. Als de eerstelijnsverantwoordelijke op z’n donder krijgt omdat-ie te veel uitval heeft, te weinig produceert, zou die ook eens kunnen denken: als ik nou iets meer investeer in veiligheid, dan krijg ik die andere doelstelling ook makkelijker voor elkaar. Met een beetje out of the box denken kun je meerdere doelen halen.” 

Veilig werken heeft veel te maken met wetten en regels, maar ook met de cultuur binnen een bedrijf. En die cultuur maken de mensen zelf. Als medewerkers zeggen dat ze geen gehoorbescherming nodig hebben omdat ze wel tegen het lawaai kunnen, dan is het een gebrek aan betrokkenheid als die opmerking niet weerlegd wordt. Door de nieuwe EU-verordening zijn de PBM’s voor gehoorbescherming trouwens nu in de hoogste categorie (III) geplaatst. De werkgever moet niet alleen veiligheidsproducten ter beschikking stellen, maar ook goede informatie verstrekken en zorgen dat die informatie regelmatig herhaald wordt. Dit komt makkelijker tot stand als vanaf de allerhoogste rang binnen het bedrijf een slogan of een stelregel over veiligheid wordt uitgedragen. Het zou nog beter zijn, als die aandacht voor veiligheid niet alleen van boven naar onder gaat, maar dat het van twee kanten komt. Daarin past onder meer gelegenheid geven aan de medewerkers om hun ervaringen over de PBM’s te vertellen. Soms blijken PBM’s onhandig, te groot of te zwaar te zijn. Als die opmerkingen terecht zijn, moet daar wel iets mee gebeuren; dat verhoogt de acceptatie van PBM’s. Ook past het in een goede veiligheidscultuur als medewerkers elkaar aanspreken op het niet of het niet juist dragen van PBM’s.

 

ARBEIDSHYGIËNISCHE STRATEGIE EN PBM’S

Werkgevers moeten zorgen voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden van werknemers. De Arbowet verlangt dat de maatregelen in een bepaalde volgorde worden genomen, waarbij allereerst naar de bron van het probleem wordt gekeken: de arbeidshygiënische strategie. Deze ziet er als volgt uit:

  1. Bronmaatregelen - Een werkgever moet eerst de oorzaak van het probleem wegnemen.
    Voorbeeld: schadelijke stof vervangen door een veiliger alternatief.
  2. Collectieve maatregelen - Als bronmaatregelen geen mogelijkheden bieden, moet de werkgever collectieve maatregelen nemen.
    Voorbeeld: het plaatsen van afscherming of een afzuiginstallatie.
  3. Individuele maatregelen - Als collectieve maatregelen niet mogelijk zijn of (nog) geen afdoende oplossing bieden, moet de werkgever individuele maatregelen nemen.
    Voorbeeld: het werk zo organiseren dat werknemers minder risico lopen (taakroulatie).
  4. Persoonlijke beschermingsmiddelen - Als de vorige drie maatregelen geen effect hebben, moet de werkgever de werknemer gratis persoonlijke beschermingsmiddelen verstrekken voor het verder minimaliseren van de restrisco's.